Binnenkort zullen de eerste modulaire units van zes verschillende industriële bouwbedrijven een KOMO-attest met productcertificaat ontvangen. Het certificaat garandeert dat een module van een bepaald type verantwoord ontworpen en geproduceerd is. Het is een volgende stap in de seriematige bouw van houten huizen.
Waar veel leveranciers en bouwers op dit moment de Wet kwaliteitsborging in de bouw (Wkb) vooral lastig vinden en zich oriënteren op de eisen en verantwoordelijkheden die er op hen afkomen, zien anderen vooral de voordelen in. ‘Het kan niet anders of het zal voor een aanmerkelijke versnelling van de processen leiden’, zegt Wim Reedijk, directeur van Expertisecentrum Flexwonen. Ook Oscar van Doorn, directeur van SKH/SHR gelooft in de Wkb: ‘De beoordeling of een ontwerp van woningen aan alle eisen van de Omgevingswet, inclusief het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl, het voormalige Bouwbesluit) voldoet, ligt nu niet langer bij de ambtenaren van bouw- en woningtoezicht, maar bij onafhankelijke kwaliteitsborgers. Dat zijn private partijen, ondernemingen die baat hebben bij een snelle afwikkeling van de controles. Ik verwacht dus ook dat bouwaanvragen en bouwprojecten sneller door de procedure zullen gaan.’
Net als auto’s die uit de fabriek komen
Zeker als zo’n kwaliteitsborger voor een zeer belangrijk deel van zijn beoordeling kan afgaan op certificaten die aantonen dat de te realiseren woning gegarandeerd aan alle eisen van de wetgever voldoet. Dat is vanaf heden mogelijk door de invoering van een certificaat op type-niveau volgens de KOMO-Beoordelingsrichtlijn 0903-1. Daar is in het afgelopen jaar door een aantal partijen, met subsidie van de Rijksoverheid, hard aan gewerkt.

Wim Reedijk: ‘Wij zijn de initiatiefnemers en aanjager hiervan. De aanleiding is een speech die Martin van Rijn hield bij de opening van een nieuwe productielocatie bij Barli in Uden, maker van modulaire units voor onder andere de woningbouw. Van Rijn, voorzitter van woningcorporatie-koepel Aedes zei dat het jammer is dat we wel fabrieksmatig woningen kunnen produceren maar dat instanties ze bij elk afzonderlijk project weer moeten beoordelen. Als er een soort type goedkeuring zou zijn, net zoals bij auto’s die uit de fabriek komen, dan hoefde je dat niet telkens opnieuw te onderzoeken. Dat leek mij zo’n voor de hand liggend idee dat ik daar meteen werk van ben gaan maken.’
Expertise Centrum Flexwonen is een advies en organisatiebureau, eigendom van Reedijk en partners dat zich richt op de kennisvergroting bij allerhande partijen op het gebied van flexwoningen. Het werd destijds opgericht om gemeenten en corporaties bij te staan bij het huisvesten van grote groepen arbeidsmigranten, maar is meegegroeid met de gestegen behoefte aan flexwoningen op andere gebieden, zoals huisvesting van vluchtelingen en het bieden van woonruimte aan starters en eenpersoonshuishoudens.
Onaangekondigd controle
Van Doorn: ‘Mijn eerste reactie was eigenlijk: zo’n certificaat bestaat allang. Wij van SKH reiken ze al zeker 25 jaar uit. Het gaat dan om KOMO-certificering volgens de BRL 0904, houtskeletbouw. Timmerfabrikanten weten daar alles van. Er bestaan KOMO-certificaten voor deuren, kozijnen, plaatmateriaal, gevelbekleding, maar ook voor complete houtskelet wand- en dakelementen. Een kwaliteitsborger die een gebouw moet beoordelen dat met deze gecertificeerde bouwelementen is gerealiseerd kan al heel veel controlepunten afvinken.’
Maar Van Doorn ging toch graag de uitdaging aan. ‘Het nieuwe nu is dat dit een compleet attest met product certificatie is, dus inclusief onaangekondigde controles in de fabriek en op de bouwlocaties om te controleren of de producten ook inderdaad volgens de specificaties gemonteerd worden, en bovendien volgens BRL 0903-1 voor modulaire woningbouw en dat is materiaalonafhankelijk.’
Dat betekent dat onder de zes industriële woningbouwers niet alleen fabrikanten zitten die in hout bouwen maar ook leveranciers van modules van ander materiaal. De bedoeling is dat de zes leveranciers allemaal tegelijk in het eerste kwartaal van 2024 hun certificaat ontvangen. Sommigen hebben het eigenlijk al binnen, anderen zijn het aan het afronden. Daarom worden hun namen nog niet openbaar gedeeld, al zijn ze onder kenners wel bekend.
Voordeel van testen
Reedijk: ‘De meeste fabrikanten komen wel uit de wereld van de flexbouw. Maar er zijn ook spelers aangesloten die eigenlijk vooral voor permanente woningbouw produceren. Dat kan heel goed en dat is ook een ontwikkeling die je nu heel veel ziet in de flexbouw, dat er gebouwd wordt volgens de Bbl voor permanent gebruik. Ontwikkelaars, corporaties en gemeenten zien daar de meerwaarde van in. Als een gebouw een bestemming heeft van maximaal 15 jaar mag het Bbl voor tijdelijke bouwwerken gelden, met iets minder strenge regels voor bijvoorbeeld de isolatie. Maar juist bij flexwoningen weet je niet waar je de woningen na die 15 jaar voor nodig gaat hebben. Als je ze dan kunt laten staan of zonder aanpassingen kunt inzetten voor permanente bewoning is dat de investering aan de voorkant meer dan waard geweest.’

Van Doorn: ‘Je ontwerp of het gerealiseerde bouwdeel aan een beoordeling onderwerpen is sowieso een goed idee. Wij zien daar dagelijks bij onze testen op locatie of in ons lab voorbeelden van. Een blowerdoortest liegt niet, en de opstelling waarin we een geveldeel testen op waterdichtheid ook niet. Ik noem het voorbeeld van een woonconcept met een gevel van hsb, niet bij dit certificeringsproject betrokken.
Problemen met houten woningmodules
Die bouwer kwam tot zes keer terug met dat geveldeel en pas de zesde keer voldeed het aan de eisen. Dan heb je het dus wel over toetreding van vocht tussen de gevelafwerking en de isolatie als het regent. Ik kan me echt zorgen maken over de duurzaamheid van die woningen. Soms zitten dat soort fouten in het ontwerp en haal je dat er bij een ‘papieren’ controle uit, maar ook vaak komen we fouten tegen die op de werkvloer gemaakt zijn. Medewerkers zijn lang niet altijd geïnstrueerd en doordrongen van de noodzaak om bijvoorbeeld waterdichtingen onderling overal goed te laten aansluiten. Daarom zijn die audits ook van groot belang. We komen niet langs om per se fouten te ontdekken, maar wel om te controleren of de kwaliteitsbewaking door iedereen voldoende is.’
De nieuwe certificatie gaat in twee stappen. De eerste leidt tot de certificaten die dit voorjaar worden uitgereikt. Die betreffen modellen van een bepaald type zoals ze de fabriek verlaten. Van Doorn: ‘Fabrikanten van modules bieden tal van woningtypes aan met verschillende woonoppervlakken en indelingen. Maar die baseren ze op een veel kleiner aantal types modulen. Over de grenzen tussen de verschillende typen hebben we uitgebreid gesproken. Voor het certificaat maakt het niet uit of in een wand drie ramen zitten of een deur en twee ramen met hetzelfde oppervlak, om een voorbeeld te geven. Elke fabrikant hoeft dus maar een beperkt aantal types te certificeren.’
De tweede stap is het certificeren van constellaties van modules, de complete gebouwen die ermee gebouwd worden. Dan gaat het om de bouwkundige aansluitingen en voorzieningen die daarbij komen kijken en ook om de installaties. Aan die BRL en het voldoen er aan wordt nu gewerkt, de afronding daarvan wordt eind dit jaar verwacht.
Reedijk: ‘Er komt een enorme verantwoordelijkheid op de kwaliteitsborgers af. Ze moeten heel veel controleren. Alles wat ze verantwoord kunnen afvinken is meegenomen, dit gaat enorm helpen bij de versnelling. Alle directies van de huizenfabrieken zagen dat meteen in, voor de mensen in hun organisatie was het in sommige gevallen nog wel een aardige klus om alles op orde te krijgen.’
Van Doorn: ‘Voor de houthandel, toeleveranciers van de modulebouwers, is dit natuurlijk ook van groot belang. De productie wordt steeds industriëler. Afwijkingen mogen in principe niet meer voorkomen, de kwaliteitsbewaking bij de inkoop wordt dus ook steeds strenger. In het ideale geval doe je daar als toeleverancier je voordeel mee. En daar komt bij: de houtskeletbouw is deze manier van werken al jarenlang gewend.’